Monochromen

Anarchie, maar niet zonder orde

… Deze techniek van het verven van de filmstroken met egale kleuren bekend als virage of tinting en toning, werd tot 1925 op zeker tachtig procent van de films toegepast. Journaalbeelden en goedkope Europese kluchten werden veelal in zwart-wit vertoond, maar alle andere (ook documentaire) genres ondergingen de onderdompeling in het verfbad. En de bioscoopbezoeker onderging eenzelfde sensatie: een onderdompeling in de sepia’s, zalmkleuren, lichte gelen, donkergroenen, rosen, oranjes, lichtblauwen en groenblauwen van de oplichtende kleuren.

… Vele kleuren hebben geen navolgbare relatie met het beeld ze nemen wellicht de kilte van de zwart wit fotografie weg, maar het sepia, de zalmkleur of het amber van het leerboek worden even zo vaak ingewisseld voor gemeen geel of roestig bruin.
Kortom, de monochrome kleuren van de stomme film lijken zich aan geen enkel recept te houden. Kleuren duiken op met direct herkenbare redenen of zonder navolgbare intentie.

Als er dan toch een systematiek in het monochrome kleurgebruik moet worden aangebracht, dan valt deze eigenlijk in drie onderdelen uiteen. In de eerste plaats kan de monochrome kleur zich verbinden met een object of banaal gegeven binnen het filmverhaal: de nacht is blauw. het gebladerte is groen. Dit is wat in klassieke zin een denotatieve betekenis wordt genoemd. Vervolgens kan de kleur zich verbinden met een sfeer of emotie binnen het filmverhaal. De kleur heeft dan een connotatieve betekenis en een symbolische positie: de interpretatieve potentie van de toeschouwer is hier het grootst.

Maar de monochrome kleur kan zich ook volledig onttrekken aan het beeld. ze is er dan louter omwille van zichzelf. Monochrome kleur kan shot na shot van betekenisniveau wisselen: iedere vorm van hierarchie ontbreekt. Het is aan de toeschouwer deze plaagstootjes in een georganiseerd verband bij elkaar te houden.

Uit:
Skrien Peter Delpeut 1995

vorige pagina | volgende pagina
In het Archief