Aantekeningen over kleur

De kijker heeft twee ogen in zijn hoofd die zijn verbonden met de hersenpan – kijken is denken, is actie. De schilder of filmer maakt, de kijker voltooid.

Neem dat beroemde krabbeltje van Rembrandt: een paar lijnen in luttele seconden. vanuit de losse pols neergezet met de houtskoolstift. Iedereen herkent meteen wat het voorstelt: twee vrouwen die een kind leren lopen de schilder krabbelt en schetst. de kijker brengt eenheid aan. Hij combineert de informatie van de tekening met zijn algemene kennis van de werkelijkheid. Hij herkent twee vrouwen en een kind, de beweging van het lopen: dat is het geniale van dit schetsje.

In de jaren vijftig deed de Amerikaanse natuurkundige Edwin Herbert Land een aantal experimenten op het gebied van kleurwaarneming. Hij legde zijn proefpersonen realistische, figuratieve afbeeldingen voor. Uit zijn onderzoek bleken twee kleuren voldoende te zijn om een volledig kleurpalet te suggereren. Zelfs zwart-wit plaatjes waaraan een kleur was toegevoegd konden door de kijkers – via complementaire kleurwerking compleet in kleur worden ‘gedacht’.

In het spel van interpretaties dat hiervan het gevolg is. dient zich vooral voor de hedendaagse toeschouwer een probleem aan. De besluiteloze kleuren (nu dit, dan weer dat)staan op gespannen voet met onze wens van dramaturgische verantwoording. De klassieke narrativiteit eist immers dat niets er voor niets is ;alles binnen het filmverhaal heeft een reden De monochromen van de stomme film onttrekken zich aan dit classicistisch schrikbewind van het vertellen.

De monochrome kleuren kunnen dus hun eigen weg gaan ze zijn er vooral als glorificatie van de aanwezigheid van het filmbeeld. Daarom kunnen de kleuren zich ook zo onvoorspelbaar ten opzichte van het narratieve gedragen. Soms vallen ze er volledig mee samen, soms articuleren ze een detail in dat beeld, soms gaan ze hun eigen weg maar in alle gevallen zijn ze een extra. De monochrome kleuren zijn voor de toeschouwer eigenlijk alleen beheersbaar wanneer hij een vrijzinnige betekenisopvatting hanteert, ongeveer zoals woorden in poezie voortdurend los kunnen komen van hun betekenis in het woordenboek.

Niets ligt vast, maar het is geen chaos: anarchie en orde gaan gelijk op.

Uit:
SKRIEN
Stan Lapinski
april/mei 1995

vorige pagina | volgende pagina
In het Archief